Johann Nepomuk Hummel, Oostenrijks componist en pianist, werd geboren in Pressburg op 14 november 1778. Eerst werd hij onderricht door zijn vader, later door Mozart, die hem bewonderde voor zijn aangeboren talent. Hij verbleef gedurende twee jaar bij Mozart in wenen. Daarna kreeg hij nog les van Albrechtberger, Haydn en Salieri.
Toen hij negen was trad hij op tijdens een concert van Mozart. Daarna ging hij op tournee doorheen Europa: nog een, Duitsland, Denemarken, Schotland, Engeland, de Nederlanden, ...
In 1804 werd hij tot Kapellmeister van prins Esterhazy in Eisenstadt. Daarna bekleedde hij soortgelijke posten in Stuttgart en Weimar, waar hij bevriend raakte met Goethe. Met Beethoven, zijn medeleerling bij Albrechtsberger kon hij het echter niet goed vinden: hij kan dan ook als zijn rivaal beschouwd worden.
Johann Nepomuk Hummel componeerde o.a. drie missen, vijf opera's, balletten en verscheidene instrumentale (waaronder een groot aantal pianowerken) en vocale werken. daarnaast schreef hij ook het pedagogisch werk "Klavierchule: Anweisung zum pianofortespiel". Zijn leerlingen waren Czerny, Hiller en Thalberg.
Hummel was zeer populair en invloedrijk in de tijd van Franz Schubert. Hij heeft veel invloed gehad op latere componisten als Schumann en Chopin. Hij stierf in Weimar op 17 oktober 1837. |